trilzwam
Met tegenzin loop ik richting Noorderplantsoen.
Het druilt en alles is grijs. De straat, de huizen,
de lucht: de wereld is een slecht afgedrukte zwartwit-foto. Zelfs de enkeling die onderweg is is ontstemd gekleed.
Mijn oranje trainingsbroek laat de mussen opvliegen.

Aan het eind van de straat is het silhouet van het park door de mist maar nauwelijks zichtbaar. Dode zwarte tentakels wijzen naar de schuldige.
Vuile resten sneeuw markeren de randen van de paden en wat eens een sneeuwpop was betreurt nu onthoofd zijn gapende wonden. Ik sukkel in een beetje een lullig drafje mijn verplichte rondje af, ondertussen bedenkend hoe ik wat afleiding kan vinden om die ellendige tijd te bekorten.
Laat ik de bomen maar eens doen: Italiaanse populier, bruine beuk, gewone esdoorn, walnoot, gewone acacia, Amerikaanse linde, plataan… alles even grijs. Maar wacht! Misschien kan ik even bij de gele kornoelje gaan kijken. Die loopt altijd als eerste uit in de winter.

Jezus, wat is het stil hier. Zelfs de junks en
dealers houden het voor gezien. Ik richt mijn blik
op het pad voor mij om de plassen en de spuiten
te kunnen ontwijken. Aan de rand ontwaar ik een smerige mannenpantalon. Wat zou zich daar nu toch afgespeeld hebben vraag ik mij af. Hoe is ie dan naar huis gekomen?
Ha, een hond! Daar ga ik mee praten! Een schurftige hond met de staart tussen de benen staart mij ontzet aan en maakt dan dat hij wegkomt. Mijn drafje wordt steeds sukkeliger, ik overweeg om rechtsomkeert te maken. Tenslotte hoef je je zelfvertrouwen niet te vergroten als het regent.

Op de vijvers ligt nog een heel dun laagje ijs. Eenden staan er elkaar dom aan te kijken, alsof ze op iets wachten. Doodstil staan ze daar van "nou en?"
Het enige geluid komt van de kraaien en meeuwen die zoals gewoonlijk ruzie met elkaar hebben. In de verte het geruis van de winkelstraat. Dan ben ik aangekomen op de plek waar de gele kornoelje hoort te staan. Maar die is niet meer. Gesneuveld tijdens het streven om de Engelse landschapsstijl weer in ere te herstellen. Nou, het weer hebben ze aardig weten te imiteren.
Geërgerd loop ik een rondje rond de dikste boom van de stad, een schietwilg.
Ik ga naar huis, besluit ik. Dit is een dag van niks. Ik ga weer naar bed.

Hetzelfde grijs weer, maar nu in ongekeerde richting.
Ineens blijf ik stilstaan bij een stapel dood hout. Mijn hart springt op. Het is niet te geloven! Ik zie een kleur!


Behoedzaam kom ik naderbij om het niet te laten schrikken. Decadent goudgeel-oranje puilt met gelatineuze, slappe lobben uit dode takken loofhout. De amorfe massa voelt week aan. Ik kan er niet genoeg van krijgen. Ik trek de stapel uit elkaar en ontdek telkens weer nieuwe uitstulpsels. Ik duw mijn neus er tegenaan, maar ruik alleen de rot van het hout.

Tenslotte loop ik weer richting huis, mijn tred iets lichter.
Trilzwam….., dam, gram, ham, kam, klam…..
Wat voelde je klam….., kwam…..
Toen ik aan je kwam….., lam, mam, nam, ram, schram, stam…..
Daar op je stam….. stram, tam, vlam, Amsterdam, telegram, cryptogram…..