Opwinding
Als ik het plantsoen betreed vliegt blauw_VU mij al hoera tegemoet. Het is een jonkie, nog geen jaar oud, een mannetje. Hij kan heel hard krijsen en zo klein als ie is terroriseert hij de buurt. Ik ga op het bankje bij de voederplaats zitten. Het ijs is weg, de ganzen drijven weer plechtstatig in het water, de duiven schijten op hun tak en de andere meeuwen suffen wat aan de waterkant. Blauw_VU wacht geduldig tot ik klaar ben met het in stukjes verdelen van een sneetje brood. Als ik de brokjes opgooi vliegt hij omhoog en plukt ze met zijn bek behendig uit de lucht. We vermaken ons best. Het is grijs en grauw, maar toch hangt er lente in de lucht. De dieren zijn onrustig en anders dan anders. De ganzen die maandenlang als samenhorige kudde opereerden drijven nu in los verband hier en daar in de vijver. Ik heb er nog geen systeem in kunnen ontdekken. Met mijn verrekijker begluur ik de pootringen van de meeuwen en noteer de gegevens, vogelaar als ik al ben geworden. Vogels zien er door de verrekijker eigenlijk veel mooier uit, meer diepte, zodat ik ze verjaag als ze zó dichtbij komen dat ik ze niet meer door de kijker scherp kan stellen. "Ik ben benieuwd wanneer het hier gaat gebeuren, qua lente" zeg ik tegen Klaas die van zijn fiets afstapt. "Heb je het gezien? De ganzen gedragen zich heel anders". Ha, hij heeft het ook gezien. Dit jaar wil ik vaststellen hoe de ganzen gepaard zijn; wie het met wie doet. "Kijk daar eens, bij de voederplaats, daar zijn er drie terwijl de rest in geen velden of wegen te bekennen is. Dat zijn waarschijnlijk twee mannetjes en 1 vrouwtje". Klaas wijst en ik zie door de verrekijker dat het om de Mankpoot gaat. "He, wat leuk, dat is de Mankpoot. Ik had nog niet zo gezien dat dat een vrouwtje is." "Jawel, kijk maar. Die twee anderen hebben fel oranjegekleurde snavels en poten; de mankpoot is veel bleker en ook kleiner." Nou, dat vind ik toch wel heel leuk, mijn Mankpoot heeft twee aanbidders! Groot gelijk hebben ze, want zij is de mooiste. En dat hobbelen van haar, dat is charmant. "Ik dacht dat ganzen monogaam waren" merk ik op. "Och....". Ik weet het niet hoor, met die vogelaars. Vreemd volk is het toch. Kunnen opgewonden raken vanwege verre stipjes aan de horizon die dan de zeer zeldzame in de lucht baltsende noordpoolbreukbandgans moeten voorstellen. Ik zal dat vast nooit leren. "Je moet het gewoon langzaam opbouwen" zegt Klaas. "1 vogel per week. Luister: achter je in dat stukje park hoor je het boomklevertje." Ik hoor niks. Dat wil zeggen: ik hoor het verkeer van de Noorderhaven, het gedrein van een aantal koters, blaffende honden. Maar als ik heel erg mijn oren spits hoor ik toch zachtjes in de verte: tuuiet-thuuiet-thuuiet. De batterijen van mijn camera zijn op, dus ik ga naar huis. Bij de Noorderhaven hoor ik 'thuuiet- thuuiet-thuuiet' en ik besluit op onderzoek uit te gaan. Met mijn verrekijker vind ik hem dan: het boomklevertje. Gefascineerd volg ik zijn bewegingen. Wat een mooi beestje! Een soort kruising tussen een roodborstje en een pimpelmeesje, maar dan ietsje groter. En wat een malle nerveuze beweginkjes maakt ie! Ik word er helemaal opgewonden van. |