Het roodborstje
'Klein vogeltje zwierezwaait hoog in de lucht
Men hoort er zijn fluitertje schallen
Een vleugeltje links en een vleugeltje rechts
Om niet op zijn bekje te vallen.

Zou Simon Knepper ook zo'n leek zijn wat betreft die vogeltjes? Dat vraag ik mij af terwijl ik zijn gedichtje voor mij
uit hum ondertussen met de verrekijker loerend naar de lucht.
Unidentified flying objects, dat zijn het nog steeds voor mij, vooral die kleine priegelbeestjes.
Ik geloof niet dat ik het in mij heb, het vogelen. Dat vind ik niet echt een probleem, want ik ben graag buiten.

'Een ufootje hier, een ufootje daar,
maar roodborstjes kennen wij allen'.

Ik loop bijna dagelijks langs de plek in het Noorderplantsoen waar hij zit, mijn roodborstje. Hij woont op de helling van de Grote Berg temidden van de meelbesstruiken, meidoorns en iepen.
Roodborstjes zijn grappige beestjes. Ze staan ineens voor je neus
fotogeniek op een paaltje prachtig mooi te wezen; ze kijken nog even geïnteresseerd toe hoe je je camera instelt en dan vliegen ze weg.

En dan, ineens, zit ie direct voor mij op een bankje.
Ik durf mij niet te verroeren.
Hij ook niet.
Met langzame bewegingen ga ik door de knieën en breng ik mijn Canon EOS 300D in positie.
Een hond springt blaffend tegen mij op en het vogeltje vlucht weg.

     Ik blijf nog wat dralen op die plek en
     even later is ie er weer.
     Hij laat mij nu heel dichtbij komen.
     Eerst is ie nog wat schichtig, maar
     dan laat hij zich van alle kanten
     bewonderen en tenslotte begint hij
     uit volle borst te zingen.

     Ik word op de schouder getikt. Er
     staan twee glimlachende mannen
     voor mij.
     "Mag ik u iets vragen? U bewondert
     de natuur?"
     Ja, dat zou je wel kunnen zeggen ja.
     "Heeft u zich wel eens afgevraagd
     wie deze natuur heeft gemaakt?"

     Ongeduldig drentel ik heen en weer
     aan de voet van de Grote Berg.
     Het duurt deze keer flink lang, maar
     uiteindelijk is ie er weer:
     Hij zingt niet meer, maar hij bekijkt
     mij van alle kanten.
     Ik vergeet bijna om te fotograferen.

Dan komen er drie knullen het pad op. Ze willen op de foto.
"Zoekt u wat?" roepen zij met een wankele vrolijkheid die eraan herinnert dat het gister in Groningen koninginnedag was.
"Ik zit al de hele dag achter een roodborstje aan. Hij zat hier zojuist nog" leg ik uit.
"In het Roderbos zit een specht!" meldt de een behulpzaam.
"Mja, maar daar heb ik niks aan", antwoord ik, "ik ben lopend".
"U moet ze naar u toe lokken" oppert zijn kameraad, een frisse blozende jongeman.
"Maar hoe lok je een roodborstje?"
"MET BIER!" klinkt het tegelijkertijd uit drie kelen.

Ik geef het maar op, het Noorderplantsoen is te klein voor het roodborstje en mij.