L'amour est un oiseau rebelle


Vandaag heb ik mijzelf verwend en een nieuwe verrekijker aangeschaft. Meteen maar een 10x42, want ik word een beetje kippig. Jarenlang heb ik mij verbaasd over het feit dat vogelaars zo enthousiast doen over kleine bruine stipjes, maar nu weet ik het: het ligt aan de verrekijker, dat is het hele eiereten. Het werd dus het nieuwste van het nieuwste: Vogelbescherming Optiek 10x42 verruimt je blik.

Nu zit ik sinds enige tijd op de hotline zoals een echte vogelaar betaamt, dus ik vernam dat er in het Noorderplantsoen deze week een Dodaars was gestrand, het Fuutje met het korte lontje. Dus ik met al mijn optisch geweld: de Canon EOS 300D, de VBS Optiek 10x42 en mijn brilletje van Hans Anders óp naar het plantsoen, want een Dodaars heb ik nog niet in mijn collectie.

Het is hartstikke mistig vandaag en rillerig koud ook. Geen Dodaars te bekennen. Wel veel hongerige Kokmeeuwen waaronder mijn favoriet Holle Bolle Gijs, die zich nooit heeft laten ringen. Hij heet zo omdat ie altijd honger heeft. Zelfs zóveel honger dat ie het brood uit mijn hand grist. Hij vliegt naar mij toe, grijpt in zijn vlucht het stukje brood uit mijn hand, vliegt een mooie cirkel met de klok mee over het water heen en vliegt weer naar mij toe. Voor de gein heb ik eens uitgeprobeerd hoelang ie dat zou volhouden, of ie ooit verzadigd zou worden. Het heeft een half uur geduurd voordat hij besloot om op het water uit te buiken.

Ondertussen vliegen er steeds maar trekvogels over het plantsoen. Honderden ganzen in V-formaties. Aan het geluid hoor ik (want ik zit op cursus) dat het Grauwe Ganzen zijn. En met mijn Optiek 10x42 ontdek ik zelfs een aantal Brandganzen temidden van hen.

Maar nog steeds geen Dodaars dus. Als ik verder door de mist loop scheert een Aalscholver over de plantsoenvijver. Aangekomen bij de treurbeuk waar ze altijd in huizen tel ik er deze keer wel 10. Het wordt al een aardige kolonie. Ze schijten de hele treurbeuk onder. Straks gaat Groningen nog verdienen aan de guano en worden we stinkend rijk met zijn allen.

"Kijk eens wat een grote vogel!" Er lopen jonge mensen langs die mijn blik volgen en met verbijstering naar een Aalscholver kijken die zich zit op te poetsen. "Het is een Gier!" meldt een jongeman en daarmee maakt hij enorm veel indruk op de jongedames in zijn gezelschap.
De Aalscholvers maken ondertussen als vanouds een mopperend geluid. Ze klinken als oude mannetjes en laten af en toe een boer of een scheet.

Op zoek naar de Dodaars loop ik om de vijver waar hij moet zitten heen. Aan de overkant van de vijver neem ik plaats op een bankje met het uitzicht op de treurbeuk met de Aalscholvers, in afwachting van de acte de présence.
En dan, ineens, komt er een klein vogeltje aanvliegen. Het heeft een heel lange snavel en maakt 2 maal een korte scherpe fluittoon: "Ti ti!" Het heeft een oranje buik en een schitterend blauwe rug en is weg voordat ik mijn 10x42 kan scherpstellen.
Ik heb mijn eerste Ijsvogel gezien!
In het Noorderplantsoen!

Twee dagen later zet ik mijn queeste naar de Dodaars voort. Ondanks de weermensen is het helder blauw weer. Met 9 graden erg warm voor de tijd van het jaar. Het is een idioot gezicht om het Noorderplantsoen nog steeds in bonte herfstkleuren getooid te zien. Moeder Natuur slaat er tegenwoordig maar een slag naar.

Zoals gewoonlijk vliegen de kokmeeuwen hallo op mij af. Maar ik heb nu even geen tijd voor ze want vandaag ben ik vastbesloten om de Dodaars te vinden. Ik wandel richting omgevallen boom die over het water hangt, want daar moet ie zitten volgens de hotline.
En jawel, in mijn verrekijker zie ik een heel klein bruin bolletje dat om de haverklap met een sprongetje het water induikt om een paar tellen later met een verbaasde blik weer tevoorschijn te komen. Wat een levendig beestje! Vanaf grote afstand heeft hij mij al in de smiezen en als ik naderbijsluip verwijdert hij zich bij iedere duik een paar meter van mij vandaan.

De rest van de middag bevind ik mij afwisselend aan de oost- en aan de westkant van vijver 2. Hij laat zich niet in de luren leggen. De prachtigste plaatjes zou ik hebben kunnen schieten als ie alleen maar even wou poseren en niet steeds van mij vandaan wou zwemmen.

Twee vogelaars voegen zich bij mij. We bespreken natuurlijk de vogels en het weer, want dat hoort zo. We bekijken de Dodaars die zich nog nooit eerder in het Noorderplantsoen heeft vertoond.
Een Reiger zit gluiperig vlak naast de omgevallen boom. Ik verneem dat Reigers vast geen volwassen Dodaarzen vreten, maar ik geloof er niks van. Hij kijkt wel erg verlekkerd, die Reiger.

Het is nog steeds stralend blauw weer. De zon zakt met tegenzin richting horizon. Beuken en esdoorns kleuren het plantsoen dieprood en okergeel en werpen lange schaduwen.
'Het is veel mooier weer dan het weerbericht voorspelde.' zegt de ene vogelaar.
'Ik wil het niet gezegd hebben, maar ik ben vóór de klimaatsverandering. Hoef ik dat klere-eind naar Zuid-Frankrijk niet meer te rijden.' zegt de andere vogelaar.
En ik wil dat niet gehoord hebben, maar voor vandaag heeft hij gelijk.

Het Dodaarsje zingt zijn lied en ik herken direct de melodie: "L'amour est un oiseau rebelle…", uit "Carmen" van Bizet.