Aalscholver in de mist |
![]() ![]() Het is een tijdloos plantsoen, een oase voor de verbeelding. In de zomer lijk je zo een schilderij van de 17de eeuwse barokke schilder Nicolas Poussin binnen te stappen. In de winter, als de vijvers dichtgevroren zijn, doet het landschap aan Pieter Breughel denken, 16de eeuws. De meest sprookjesachtige taferelen doen zich echter voor als het plantsoen in nevelen is gehuld door een dichte mist. Dan ademt het park de geest van Tolkien, of lijkt het door Marten Toonder omgetoverd te zijn in een eng bomenbos waar ieder moment prehistorische pterosaurussen over je hoofd heen kunnen scheren op weg naar ongekende verten. ![]() Vaag zie ik de omtrekken van een aalscholver die visjes aan het vangen is. Ik probeer voorzichtig dichterbij te komen, maar het beest zwemt schuw van mij weg. Af en toe verdwijnt hij een kleine tien tellen onder water om een eind verderop weer boven te komen. Iedere keer als hij onder water is neem ik een spurtje in de hoop hem zo te kunnen inhalen en doe net of mijn neus bloedt als ie weer boven komt, maar hij heeft het in de smiezen en neemt mij in de maling door onder water ineens veel harder te gaan zwemmen. Ik ga steeds harder lopen en hij gaat steeds sneller zwemmen, totdat ik hem uit het zicht verloren heb. Buiten adem ga ik in het vochtige gras zitten en droom weg in ijle nevelen. Ineens zie ik hem over mij heen vliegen. Dat is een mal gezicht, een vliegende aalscholver, ik moet er altijd een beetje om lachen. Ik geloof niet dat De Schepper dat zo bedoeld heeft met die vleugels. Die vleugels heeft hij alleen maar gekregen om ze aanstellerig te spreiden zodat de beschaafde wereld weet van welke kant de wind waait. Als een soort kerkhaantje. Ik probeer hem in zijn vlucht op de foto te zetten, maar voordat mijn camera scherp heeft kunnen stellen is hij in de top van de hoogste boom neergestreken. En ja hoor, hup, daar gaan die mallotige vleugels weer in de spreidstand. Het is noordwestenwind. Met mijn fototoestel in de aanslag slenter ik quasi argeloos in de richting van de machtige treurbeuk, in de hoop dat hij me niet in de gaten heeft. Maar zelfs vanaf grote hoogte volgt hij iedere beweging van mij wantrouwend. Ik sluip om de boom heen en verstop me aan de andere kant tussen de struiken. Hij draait zich naar mij om zodat het nu ineens zuidoostenwind lijkt. "Kijk eens wat een grote vogel!" Er lopen jongelui langs die mijn blik volgen en met verwondering naar de aalscholver kijken die zijn vleugels net weer heeft gespreid. "Het is een gier!" weet een jongeman en daarmee maakt hij enorm veel indruk op de jongedames in zijn gezelschap. Ik krijg een stijve nek van het omhoog turen. Het beest schijnt geen aanstalten te maken om fotogeniek op te vliegen. Uiteindelijk begint hij zijn veren op te poetsen, overdreven grondig. Een plak drek kleddert naar beneden. Ik begin koukleumend heen en weer te lopen waarop hij direct stopt met poetsen om mij weer argwanend in de gaten te houden. Het wordt nu toch erg kil en de schemering valt. Het plantsoen grijs en verlaten; alleen de aalscholver, de mist en ik. Ik verlang naar de warmte van mijn kachel. Op weg naar huis klapwiekt de vogel zwart en zwijgend over mij heen en verdwijnt naar ongekende verte. |