Jut & Jul, een stripverhaal


Ze heeft zich diep in het Noorderplantsoen verstopt op een afgelegen plek waar nooit een gemeenteambtenaar komt. Daar zit ze al bijna 30 dagen, dus binnenkort moeten de eieren toch eens uitkomen.

Als ik mij een weg baan door het struikgewas zie ik dat de gans verdwenen is. Het lijkt erop dat ze het nest heeft opgegeven. Er liggen vier hele eieren, een kapot ei met een dood kuikentje erin en twee resten van eierschalen. Er hangt een lucht van bederf.
Zouden die twee het overleefd hebben?




Op de vaste ganzenplek aan de Noorderbuitensingel is het een gekrakeel van jewelste. Opgewonden schreeuwt er een kudde in en rond de bosjes.
'Dat zal de kraamvisite zijn' denk ik en probeer tussen de struiken te gluren.
Het gekrijs wordt steeds opgewondener en gaat over in een hysterisch blazen.




Het belooft allemaal niet veel goeds voor de borelingetjes.
Ik ben te laat gekomen.
Een kater komt likkebaardend uit de bosjes en schiet pijlsnel de straat over, achternagezeten door de ganzen.




Wat verderop liggen een paar ganzen te dutten met een reiger vlak ernaast op wacht.
Een gent rekt zich eens lekker uit.




Als ik er langs loop zie ik ineens iets heel verrassends.
Nee, dat zal toch niet... Ik loop terug en kijk nog eens goed.




Uit het verendek van de slapende gans piept een heel klein kuikenkoppie de wereld in. Het begint te wriemelen en te doen zodat ma wakker wordt.
Als ze mij ziet komt ze overeind en er vallen 2 kuikentjes op de grond die direct beginnen te grazen.




Nu komen alle anderen in het geweer en lopen blazend op mij af. Als goedmakertje hou ik ze stukjes brood voor die ze verward aannemen.
Dit alles wordt argwanend gadegeslagen door de vermoedelijke vader. Hij vindt het maar niks maar, als ik mij niet laat afschrikken, besluit hij om mij voorlopig te tolereren.




De kuikentjes waggelen naast elkaar als Jut en Jul, waakzaam omgeven door de kudde.
Jul is de kleinste en de zwakste, steeds in verwoed gevecht met de weegbree die maar niet los wil laten.




De groep kuiert langzaam maar zeker op een paar mantelmeeuwen af die wel zin hebben in een snackje op deze mooie lentedag.
Maar die worden even flink op hun nummer gezet.




De ganzen glijden het water in, tenminste, dat is de bedoeling. Maar Jul lukt het niet om over het betonnen randje heen te klimmen.
Vanuit het water roepen ze hem toe: "springen!"




Maar Jul durft niet. Hij vindt het te hoog.
Een blauwe reiger heeft het allemaal gadegeslagen en komt nu klapwiekend naderbij.




Hij strijkt neer op het grasveldje waar Jul staat te piepen naar zijn familie beneden in het water. Hij kijkt naar Jul en dan naar Jut, besluiteloos over wie hij het eerst zal verorberen.




De ganzenouders zwemmen dreigend op hem af.
Ze hissen en maken een spektakel van jewelste, zodat de reiger een paar stappen terugdeinst.




Dan richt hij al zijn aandacht op Jul. Met trage passen stapt hij richting het nietsvermoedende ganzenkuiken.
Nu is de maat vol. Luid gakkend en blazend stormt de hele kudde op de reiger af die wijselijk eieren voor zijn geld kiest.




Van schrik is Jul pardoes in het water gevallen en Jut zwemt opgelucht naar hem toe.
"Sufkip!" gakt hij hem toe.
"Poeh, zelluf. En doe dat rare blaadje van je kop." Jul is niet erg onder de indruk van het gebeuren.




Op een rustig plekje gaat de familie weer aan wal.
Al grazend lopen zij omhoog naar de weg, waar de kuikentjes even in de schaduw onder een boom uitrusten.




Jul vindt het wel leuk die grote wielen die zo'n zoevend geluid maken. Nieuwsgierig loopt hij erop af.
Iedereen in rep en roer. Moeder de gans probeert hem bij zijn lurven te grijpen, maar hij stiefelt direct de straat op.
Rakelings scheurt de auto langs hem heen.




Dan doemen ineens drie gemeenteambtenaren van de plantsoenendienst op. Die met de hellehond heeft het vonnis bij zich.
Dat is iets waar alle ganzenkuikentjes ontzag voor hebben: de gemeenteambtenaar. Dat is wegwezen geblazen.




Deze vrees zit er bij eieren al ingebakken, het is een Noorderplantsoen-gen. Als je als ganzenei gevonden wordt door een gemeenteambtenaar dan kan je het verder wel schudden.
De familie maakt subiet rechtsomkeert en brengt zich in veiligheid.




De zon neigt ter kimme en het loopt langzamerhand naar het eind van de dag. De kudde gaat rusten.
Jut gaat onder de linkervleugel en Jul probeert onder de rechtervleugel te klauteren. Dat is nog een heel gedoe.




De schemering valt.
De mensen haasten zich naar de winkel voor aanmaakblokjes voor de barbecue.
De vogelpest en Sars hebben Groningen nog niet bereikt.
Jut en Jul gaan slapen.
Morgen gezond weer op.