Grote boodschap
Stront is een ondergewaardeerde substantie. De meeste mensen weten niet meer dan een bah of gatverdarrie op te hoesten tijdens een contempla-
tief moment over uitwerpselen. Geheel ten onrechte, want excrementen verrijken ons leven.
Een hoop doet leven.

Een wijdverbreid misverstand is dat alle vliegen gek op kak zijn. Bijvoorbeeld de bromvliegen hebben meer aandacht voor elkaars achterste dan voor een geurige drol.

Ik verkeerde steeds in de veronderstelling dat een strontvlieg zo'n groen- of blauwachtig glanzende vlieg is die de godganse dag onduidelijke dingen uit een bolus probeert te peuren, maar het blijkt allemaal heel anders te zijn.

    Dat is geen strontvlieg, maar een vleesvlieg.     Die zit af en toe wel te rollebollen op drollen,     maar niet echt met interesse voor het     basismateriaal, want het is natuurlijk een     heel gedoe om uit stoelgang nog wat vlees     te reïncarneren.
    De vleesvlieg zoekt op poep vooral mot met     andere insecten.

    Eindelijk sta ik dan oog in oog met de enige     echte strontvlieg: de scathophaga     stercoraria. Een insect met fluwelen     honinggele haartjes en een zachtgroen     schildje op de rug. Hij verwijlt meestentijds     op het topje van een hoop drek.
    Die derrie moet enige kwaliteit hebben: het     beste zijn drollen van bouviers van een dag     oud. Als het erg waait heb je aan een halve dag genoeg, vooropgesteld dat er enige uitdroging heeft plaatsgevonden om te voorkomen dat de scathopaga stercoraria van de schijthellingen naar beneden glijdt om daar in een poel van walmende diarree te verzuipen.

Als je zo op stront gefixeerd bent leer je pas de waarde van al dat gekak kennen.
Kijk, ganzendrek, daar heb je niks aan. Die heeft een waanzinnig hoge omloopsnelheid: het gras wordt vermengd met slootwater en komt er direct weer van achter in groene plasjes uit. Daar heb je bij wijze van spreken nauwelijks een gans voor nodig.

Neem daarentegen de drek van aalscholvers: in Zuid-Amerika wordt er dik geld mee verdiend. Peru voerde om deze mest de salpeteroorlogen met Chili en in Melbourne werd er de Bird Shit Tower mee gefinancierd. Maar van die paar fledderadetsen per dag in het plantsoen wordt geen Grunninger rijk.

Hier in Grunn in het Noorderplantsoen keutelt iedereen maar raak en Jan en alleman doet er zijn behoefte, zonder dat er een hond naar omkijkt.