In de ban van de ring


28-10-2002

Nederland wordt geteisterd door een zware zuidwesterstorm, de zwaarste sinds 12 jaar.
Met windkracht 11 beukt de wind ons have en goed.
Tussen twee buien door baan ik mijn weg naar het Noorderplantsoen, terwijl de dakpannen links en rechts naar beneden tuimelen.
Toch even kijken hoe het daar horen en zien vergaat. Met de wind in de rug word ik er als vanzelf heen geblazen.
De straten zijn verlaten; het is grijs en guur.
Het plantsoen is uitgestorven lijkt wel. De eenden en ganzen hebben ergens beschutting gevonden. De bomen kraken en de wind rukt aan de takken. Ik moet houvast zoeken om niet meegesleurd te worden.
Een eenzame Kokmeeuw zeilt verbaasd een tijdje boven mijn hoofd alvorens klaaglijk schreeuwend uit het zicht te verdwijnen.
storm

Klaas van DijkDe volgende dag is de rust weergekeerd. De schade valt eigenlijk wel mee, geen enkele boom is omgewaaid voor zover ik kan overzien. De wind is gaan liggen, de zon schijnt en op de voederplaats krakeelt het gevogelte zoals het hoort.
Ook Klaas van Dijk is er weer met zijn verrekijker en zijn notitieboekje.
Maandenlang zag ik Klaas geheimzinnige runen opschrijven in zijn notitieboekje totdat ik gewoonweg plofte van nieuwsgierigheid en hem tenslotte maar aansprak:
"Sorry dat ik u zomaar aanspreek, maar ik ben zo nieuwsgierig. Wat doet u daar toch de hele tijd?"
Nou, Klaas is vogelaar en hij leest de ringen van de kokmeeuwen af. Hij strooit voer en ondertussen vertelt hij mij van alles over de Larus Ridibundus.
'De meeste kokmeeuwen die hier overwinteren komen uit het Oostzeegebied, of Oosteuropa. Wist je dat ze ieder jaar weer naar deze plek terugkeren?'
Hierheen? Naar het Noorderplantsoen? Dat lijkt mij een kwestie van goed mikken als je helemaal uit Finland komt bijvoorbeeld. Maar ja, het Wit-LFYNoorderplantsoen is natuurlijk niet zomaar een park bedenk ik met trots.

'Een Estlandse meeuw is in twaalf achtereenvolgende winterseizoenen hier gezien. De vogel was in 1979 in Estland geboren en keerde ieder jaar terug naar zijn eigen plekje in het Noorderplantsoen. Na maart 1991 is de vogel niet meer teruggezien, waarschijnlijk omdat hij doodgegaan was.'
Gut, ik ben een beetje ontroerd. Zo'n beest toch. Zijn laatste wens was vast om nog één keer naar Groningen te vliegen. Met zijn laatste krachten begaf hij zich op weg...
'Kijk, die daar, Wit LFY, die is in 1999 in Polen geboren en daar op 17 juni als nestjong geringd bij Bojano, Koleczkomwo, Szemud, dat is een afstand van ongeveer 785 km tot Groningen. De vogel is door mij voor het eerst in Groningen gezien op 7 januari 2001 aan de Hora Siccamasingel, op 12 januari 2001 zat de vogel in het Noorderplantsoen en toen heeft een vriend, Frank Majoor, de vogel gevangen en de witte kleurring LFY toegevoegd. De Vogel is bovendien op 19 september 2001 in Flensburg gezien en de vorige winter weer regelmatig in het Noorderplantsoen.'
Verbaasd luister ik naar het relaas. Voor deze bezigheid moet je wel heel erg precies zijn.
"De vogel". Mja, voor mij is het in het taalgebruik gewoon een "hij" totdat het tegendeel bewezen is. In tegenstelling tot ganzen, die ogen vrouwelijk.
'Geef je ze ook namen?' vraag ik. Maar daar begint hij natuurlijk niet aan. Dat is niet te doen, zeg.
Ik kijk nu toch met andere ogen naar de Poolse meeuw.
Voor mij heet hij Liefie.

8-11-2002

Eindelijk is het dan zover: we gaan de meeuwen ringen. Dat wil zeggen: Frank ringt, Klaas maakt de notities en ik schiet de plaatjes.
Gewapend met mijn Fuji Finepix 2600 loop ik naar de voederplaats in het Noorderplantsoen. Ze zijn er nog niet, dus ik ga op een bankje even verderop zitten in de hoop zo te ontsnappen aan de attenties van de ganzen die ook bij de voederplaats rondscharrelen.
Het is helder weer en erg koud; ik had me wel wat warmer mogen kleden.
Blauwe luchten, enkele prachtig gevormde wolken en fotogenieke meeuwen proberen mij toch te verleiden om alvast een plaatje te schieten.
Klaas en Frank zijn in geen velden of wegen te bekennen en ik loop even het hele plantsoen rond.
Als je eenmaal attent bent op meeuwen zie je overal meeuwen: ze krijsen, vliegen, stappen, zwenken en vechten. Ik kan het toch niet laten om hier en daar een fotootje te maken. meeuw1.jpg

Wolken trekken voor de zon en het wordt nu wel verrekte koud. Een straffe wind steekt op en het wordt donker. Het wordt stil in het plantsoen, alle wezens houden de adem in totdat een enorme plensbui tot actie aanzet. Miep
Bomen, waar zijn de bomen om te schuilen?
Amechtig steken de bomen hun nu vrijwel kale takken naar die hemel die de schuld van alles is.
Er is geen schuilplaats meer te vinden in het plantsoen en doorweekt besluit ik om naar huis te gaan.

Het duurt niet zo lang tot het weer opgeklaard is. Met frisse moed en een schone smartcard begeef ik mij opnieuw op pad.
Nog steeds geen Klaas of Frank te bekennen.
Deze keer ontkom ik niet aan mijn favoriete gans, Miep. Ze heeft me al van verre gespot en spurt door het water naar mij toe.
Nou, okay dan, ik stop haar maar wat brood in de bek.
Miep neemt het brood altijd heel voorzichtig aan en bijt mij nooit. Soms denk ik dat zij van mij houdt, maar dat is natuurlijk onzin, ganzen houden niet van mensen. Ik ben slechts een geconditioneerde stimulus en als ze mij ziet denkt ze gewoon: ETEN!
Dat is een gek idee, om dat te denken als je mij ziet.
Hoewel, als ik haar zie denk ik ook vaak aan lekker eten.

Het begint al een beetje te schemeren en ik begin nu toch te denken dat het niks meer wordt met Klaas en Frank. Ik kan vast best wel gewoon beginnen met mijn smartcard vol te schieten.
Een meeuw zwenkt provocerend voor mijn Fuji Finepix.
Ik zoek een plekje in het gras. Miep komt weer verwachtingsvol bij mij staan.
Ik probeer het haar allemaal uit te leggen. Dat ik probeer om een beetje leuke noorderplantsoenwepsait te maken. Dat zij daar een hoofdrol in speelt, maar dat dat niet betekent dat ik te allen tijde brood in haar bek ga stoppen.
Ze gakt protesterend, maar het is een zacht protest.
De schemering valt. Ik trek mijn jas wat dichter om mij heen. Miep schurkt een beetje dichter naar mij toe. Ze steekt haar kop tussen de veren.
Ik haal mijn blocnootje tevoorschijn en schrijf mijn stukkie, waarbij ik probeer zo min mogelijk te bewegen.
Om haar niet wakker te maken.

20-12-2002

ringenNa het vorige debacle van de ring zal het nu toch echt goed komen met de afspraken:
Frank gaat vandaag met Klaas de meeuwen ringen en ik ga dat vastleggen. Om 10.00 uur in het plantsoen en ik heb Frank's 06-nummer voor noodgevallen.
Het is zwaar bewolkt, mistig en grijs. Het is rond het vriespunt, de vijvers zijn bevroren, de paden beijzeld. Het is bijna de kortste dag, een jaargetij dat De Schepper op een volstrekt fantasieloze zondagmiddag heeft bedacht.
De vogelaars zijn er nog niet en om mij warm te houden loop ik een aantal rondjes om de vijver.
Waar blijven die kerels nou toch? Ik ben nu toch wel erg verkleumd en het is inmiddels al 10.45 uur. Ik besluit om maar naar huis te gaan.
Mijn afspraakjes met Klaas en Frank gaan vast legendarisch worden. Misschien bestaat Frank wel helemaal niet.
'Hallo, hallo, hoi Ana!'
Klaas scheurt naderbij, gevolgd door Frank, omhangen met allerlei apparatuur.
'Ja, we zijn wat laat. We waren eerst nog even elders, en het hield ons zo in de ban dat we de tijd vergaten.'Frank Majoor en Klaas van Dijk

Dat ringen, dat is een vak apart en fascinerend om te zien. De meeuwen worden gestrikt, geringd en opgemeten. Dat zou ik ook wel eens willen proberen, ik ben tenslotte de dochter van een veearts.
Als de meeuwen met de strik worden binnengehaald kotsen ze hun voedsel uit en laten het verder overwegend lijdzaam over zich heenkomen. Frank doet het snel en routineus en Klaas noteert de metingen: kop, vleugel, tarsus, bek. Als ze weer worden losgelaten schudden ze even beduusd hun veren en storten zich dan opnieuw enthousiast op de kaas.
Een voorbijgangster krijgt van Klaas uitleg over het ringgebeuren. Zij buigt zich over haar kinderwagentje en zegt met een hoog stemmetje tegen de baby:
"Kijk, Jonathan, de meeuwen krijgen nieuwe ringetjes!"
Het joch kijkt haar zo glazig aan dat ik in de lach schiet.
Ik geloof niet dat Jonathan al de leeftijd heeft bereikt om de enormiteit van dit gebeuren te beseffen.

Ik neem afscheid van de mannen, want ik heb nog niet ontbeten en mijn maag rammelt van de honger bij het zien van al die kaas. Ik heb nog overwogen om een handje weg te snaaien... maar ja, zoiets doe je niet he?

Ana